Waarom?
Een groot deel van de COVID-19-besmettingen gebeuren binnen, in een gesloten ruimte. De oorzaak hiervan is virustransmissie via lucht. Tijdens uitademen, praten, roepen en ultiem zingen stoot ieder van ons heel fijne luchtdeeltjes uit. Deze deeltjes hopen zich binnen op, indien onvoldoende geventileerd wordt.
Wanneer een persoon besmet is met COVID-19 of een ander virus, bevatten deze uitgeademde deeltjes actief virus en kunnen ze het virus zo overbrengen op een ander persoon.
In onze samenleving nemen we verschillende stappen om ons te beschermen tegen infecties, daarom dragen we mondmaskers, houden we afstand en laten ons vaccineren. En dankzij goede ventilatie verdunnen we de hoeveelheid uitgeademde luchtdeeltjes, waardoor de besmettingskans verkleint.
Wat?
Hoe meer mensen zich verzamelen in een binnenruimte, hoe groter de kans dat er zich in die groep mensen een besmet persoon bevindt. Een goede ventilatie is dus belangrijk.
In het AIR-CO project gaan Sciensano en VITO in opdracht van Minister Vandenbroucke in een aantal settings na in welke mate ventilatie doeltreffend is. Dit doen we via de meting van koolstofdioxide (CO2).
Daarnaast meten we aerosolen, dit zijn de hele kleine luchtdeeltjes die wij allemaal uitademen, en ook virusdeeltjes in de lucht en op oppervlaktes die aangeraakt worden door de aanwezigen.
Waar?
- Scholen: we focussen op plaatsen waar veel leerlingen samenkomen en, eventueel slechts tijdelijk, mondmaskers afzetten (bijvoorbeeld tijdens de lunchpauze).
- Woonzorgcentra: we focussen op gemeenschappelijke ruimtes, zoals ontspanningsruimte of eetzalen.
- Openbaar vervoer: in samenwerking met De Lijn, wordt een aantal metingen tijdens verschillende bustrajecten georganiseerd.
Doel
Het AIR-CO project heef tot doel om aanbevelingen te formuleren voor een doeltreffende beperking van het risico op virusoverdracht in verschillende omgevingen. Via de metingen brengen we in kaart waar het grootste risico zich situeert in een bepaald type omgeving, en kan vervolgens preventief gewerkt worden om het besmettingsrisico zo laag mogelijk te maken.